Een “cadeautje” na een brand.
Het oude gebouw van Aventurijn werd in 2017 door brand die vanaf de buren oversloeg zwaar beschadigd, en moest grotendeels gesloopt. Welgeteld één dag hebben Hannah en ik even kniezend stilgezeten, maar we waren -de hemel zij dank – goed verzekerd en op dag drie zat ik al met een eerste schets bij de gemeente.
Als mede-oprichter, formele chef, ecologisch architect èn gebruiker van het gebouw, was het een buitenkansje om ecologisch eens even lekker uit te pakken. Uiteraard mocht de schooljeugd “op z’n Aventurijns” volop meedenken, dus er kwamen ideeën voor glijbanen vanaf het dak, boomhutten, grasdaken en alles wat de fantasie zich liet ontlokken. De glijbanen hebben het niet gehaald, maar sedumdaken en boomhutten wel: Tussen die grote zware houten frames (de bomen), zijn die “schots en scheef” betimmerde “hutten” opgehangen.
Bij de middenbouwers kun je via een spannend trapje naar twee boomhutten. Aventurijn heeft niet voor niets avontuur in haar naam.
Het is grappig en belangrijk te ervaren dat kinderen “van nature” ecologisch denken: een gebouw moet lekker ruiken en niet “stinken” (luchtkwaliteit). Je moet het lekker aan kunnen raken: het zachte van leemstuc en het gebruik van hout voor leuningen en ballustrades is voor kinderen even vanzelfsprekend als gebruik van daglicht.
De gehele schil, inclusief het sedumdak, is damp-open gerealiseerd. Houtvezel als isolatie, fermacell als wandbeplating, leemstuc als afwerking. Voor de 26cm isolatie zit een Intello-dampregelurende (vrijwel niet dampremmende) folie. Onder het sedumdak ligt een apart dakbeschot waaronder een 40mm luchtlaag is gemaakt, die vanaf de voet van de gevels tot in de nok ventilerend is gemaakt. Zo konden we met een Rc van 7,2 tot 7,8 m2K/W nog steeds een “kosmisch gezond” gebouw maken. Mèt nog pakweg 30% van het oude gebouw resterend, de oude funderingen met nageïsoleerde BG-vloer èn in het hele gebouw klassieke gloeilampen, halen we A+ als energielabel. Er ligt 40cm schelpen in de kruipruimte.
Koelen doen we passief: Met gebruik van de betonnen BG-vloer, het funderinsgmetselwerk en het sedumdak, hebben we veel massa, en de actieve verdamping van het sedum in de zomer geeft een natuurlijke koeling. Ook bij een hittegolf is het gebouw zonder mechanisch te (kunnen) koelen, niet boven de 20 graden gekomen. We ventileren gewoon met raamkieren en een paar CO2-gestuurde ventilatoren.
Omdat ik behalve van het ecologische bouwen, vooral ook van het gezonde bouwen ben, hebben we veel nadruk gelegd op b.v. korte ventilatiekanalen. Alle lokalen samen hebben nog geen 5 meter kanaal. We gaan vanuit de lokalen via één ruimte waar drie ventilatoren hangen vrijwel meteen door het dak. We hebben geen geld gestoken in WTW op de ventilatielucht. Die verhouding was zo scheef dat we liever èchte frisse lucht van buiten aanvoeren.
Er is veel fris en “buiten” bij Aventurijn. Zo’n zeventig bomen op het erf zorgen behalve voor zuurstof ook voor een stralingsluwte in telefoonvelden. (Vervelend voor bezoekers, heerlijk voor ons).
Je kunt ook vanuit elk lokaal op de BG naar buiten. Aan de westzijde (hieronder) komt onder een gul dakoverstek nog een heerlijke werk- en speelplek. De hoge pui is de toegang tot de centrale keuken.
Wat er nog aan verf en lak is toegepast zou je bijna zo in de tuin kunnen gooien qua onschuld. Pieternel Peltenburg van Natuurlijk-kleurrijk heeft ons terzijde gestaan. Het resultaat is onder andere dat de school twee jaar na ingebruikname nog steeds lekker naar hout ruikt.
Met een grootvader die timmerman was, en een vader die een installatiebedrijf had, is het nogal vanzelfsprekend dat ik ook het echte bouwen leuk vind, en graag meedoe. Een extra reden om ecologisch te werken: het is ook in de uitvoering veel gezonder.
(Alle foto’s hierboven zijn gemaakt door Monumentenfotograaf Leontine Lamers. De foto’s hieronder zijn op andere momenten van eigen bodem. Duidelijk verschil, hè?)
De ingrijpend gewijzigde indeling van de nieuwbouw ten opzichte van het oude gebouw, had op één plek tot gevolg dat een stalen hulpconstructie nodig was. Dat onderdeel èn het spannende trapje zijn zo ongeveer het enige staal dat aan het gebouw is toegevoegd.
Een klein tandje minder ecologisch dan leemstuc moesten we om redenen van techniek en onderhoud het buitenstucwerk kiezen. Een beetje een gevolg van “’s lands wijs, ’s lands eer”. De meeste partijen in het proces waren lokale aannemers en installateurs, maar het houtskelet dat we wilden maken is uit Litouwen gekomen. De mannen van Balt-Haus hebben onder leiding van Jurgis Kaukenas werkelijk een huzarenstukje afgeleverd. Onder andere door de gevel die je hierboven ziet (geheel in overeenstemming met mijn wensen) niet zichtbaar te dilateren. Daar dacht dan weer de firma Knauf bij monde van Marije Tibbe erg plezierig en vakkundig in mee! We zijn ondertussen twee jaar na ingebruikname en ook op de meest kritische stukjes is geen scheurtje te zien.